Roemers Relics

Same Defences, Same Fears

By Martin Roemers, 2009, updated 2019
(Dutch text below)

Summer 1983.
I’m doing my military service in the Dutch army but I’m on leave at the moment. I’m on holiday with a friend in Germany. We’re walking eastwards through a wood; it should be over there. We see something greyish through the trees. We can’t go any further: there’s a high concrete wall in front of us. There’s nothing else to see. Except for the singing birds it is quiet. We walk along the wall a bit further until we get to a watchtower with a soldier inside who’s looking at us. I take a photo of the man in the tower and he takes one of us.
We’ve still got time before I have to be back at the barracks and so we drive to West Berlin, mainly to see the nightlife. We go to East Berlin as well. I buy a post- card on Unter den Linden with marching soldiers from the East German army on it. I address it to my army unit in the Netherlands, writing “My transfer’s almost sorted” on the back.
A couple of weeks later, I’m back at the barracks and I get a visit from the Military Intelligence Service. The MI officer asks me about my visit to Berlin. Why were you in East Berlin? Who were you with there? Did you speak to anyone in East Berlin? What were their names and what did you talk about? Finally I sign a declaration and the officer goes away.

Autumn 1990.
The Berlin Wall has fallen. I’m a photography student at the Academy of Arts. I drive through East Germany in my old car, passing countless Russian barracks buildings as I go. It looks like a totally different world from the outside; I wonder what they look like from inside. I walk to the front gate and ask for permis- sion to take a few pictures. “Nyet,” they say.

Winter 1998.
I’ve started the project called Relics of the Cold War and I’m in contact with Ulrike. She works for an organisation in Brandenburg that manages the former Russian army sites. Ulrike gives me a pile of official documents with lots of signatures, seals and stamps. I’m allowed to go anywhere. I walk around, absolutely astonished. The local population plundered the buildings the moment the Russians had departed. What remains is the beauty of decay: buildings that are about to collapse, old vehicles, car tyres, an aeroplane and a peeling mural of the glory of the Soviet Union. This is the Disneyland of the Cold War.

Autumn 2002.
Kaliningrad. I drive through a sleepy provincial town and see a small, old and dilapidated military building. I grab a camera and tripod and take a few pictures. When I walk around the building, I see two Russian soldiers lying on the ground drinking beer. I decide to go back to my car, but it’s too late. Two guards grab me and take me to a barracks. I’m held there the whole day because I have to wait for an official from the FSB – the former KGB – to come from the capital. Late in the afternoon, a fat FSB officer appears with tea and biscuits. He subjects me to a long and protracted interrogation. I tell him about my series of photographs of the landscapes of the Cold War. He accepts my explanation and writes a report of the interrogation. The final sentence reads “Mr Roemers has behaved impeccably and courteously the whole day.” I sign it and can leave. Minus my lms, though.

Spring 2009.
I’ve taken the last photograph for this project in Moscow. The question I’d asked myself for this series was “How has this war that was never waged affected the landscape?” I’ve looked for these places for eleven years, in between all my other work. At first, I focused on the Soviet legacy in the old German Democratic Republic, but gradually the project became bigger. Although the Cold War affcted several continents, I restricted myself to Eastern and Western Europe. I’ve been astounded by the enormous numbers of bomb shelters, bunkers, airfields, shooting ranges, barracks, missile bases, border barricades and radar stations. They look identical on both sides of the Iron Curtain: the same defence mechanisms built because of the same fears.

Autumn 2019.
I drive home from Berlin, stopping on the way at the Soviet Army cemetery near Potsdam. I took some photographs here for the Cold War project at the end of the nineties. Uniformed men and women watch me as I stroll past the graves. A lot more graves have photos on them than I remember. The bleached and rusted portraits are flanked by engraved Soviet tanks or aircraft. Then I see a familiar grave: Anastasia Tarakanova (1909-1948). There’d been a hammer and sickle and a red wreath around her photo, but only the contours in the stone are visible now. On her coloured enamel portrait, she is wearing a white blouse and earrings; there’s still colour in her cheeks. Anastasia Tarakanova is still just as beautiful as when I photographed her twenty years ago.

Dezelfde verdediging, dezelfde angst

Door Martin Roemers, 2009, update 2019

Zomer 1983.
Ik ben dienstplichtig soldaat in het Nederlandse leger, maar nu heb ik verlof. Met een vriend ben ik op vakantie in Duitsland. We lopen door een bos naar het oosten. Daar moet het zijn. Tussen de bomen door zien we iets grijzigs. Dan kunnen we niet verder. Voor ons staat een hoge muur van beton. Verder is er niets te zien. Behalve de zingende vogels is het stil. We lopen verder langs de muur tot we bij een wachttoren komen. Er zit een soldaat in en hij kijkt naar ons. Ik maak een foto van de man in de toren. Hij maakt een foto van ons.
We hebben nog tijd voor ik terug moet zijn in de kazerne en we rijden naar West-Berlijn, voornamelijk om het nachtleven te bezoeken. We gaan ook naar Oost-Berlijn. Op Unter den Linden koop ik een ansichtkaart met daarop marcherende sol- daten van het Oost-Duitse Volksleger. Ik adresseer hem aan mijn legereenheid in Nederland. Op de achterkant schrijf ik: “Mijn transfer is bijna rond.”
Een paar weken later ben ik terug op de kazerne. Ik krijg bezoek van de Militaire Inlichtingendienst. De MID officier ondervraagt me over mijn bezoek aan Berlijn. Waarom was je in Oost-Berlijn? Met wie was je daar? Heb je met iemand gesproken in Oost-Berlijn? Wat waren hun namen en waarover heb je gepraat? Uiteindelijk teken ik een verklaring en de officier vertrekt.

Herfst 1990.
De Berlijnse Muur is gevallen. Ik ben student fotografie aan de kunstacademie. In mijn oude auto reis ik door Oost-Duitsland. Onderweg passeer ik talloze Russische kazernes. Van de buitenkant ziet het er uit als een totaal andere wereld. Ik vraag mij af hoe ze er van binnen uitzien. Ik loop naar de toegangspoort en vraag toestemming om een paar foto’s te maken. ‘Njet’ zeggen ze.

Winter 1998.
Ik ben begonnen met het project Relics of the Cold War en heb contact met Ulrike. Zij werkt voor een instantie in Brandenburg die de voormalige Russische legerterreinen beheert. Ulrike geeft me een stapel officiële documenten met veel handtekeningen, zegels en stempels. Ik mag overal naar binnen. Vol verbazing loop ik rond. De gebouwen zijn direct na vertrek van de Russen geplunderd door de omwonende bevolking. Wat overblijft is de schoonheid van het verval: gebouwen die op instorten staan, oude voertuigen, autobanden, een vliegtuig en een afgebladderde muurschildering van de glorierijke Sovjet-Unie. Dit is het Disneyland van de Koude Oorlog.

Herfst 2002.
Kaliningrad. Ik rijd door een slaperig provinciestadje en zie een oud en in elkaar gezakt militair gebouwtje. Ik pak mijn camera en statief en maak een paar foto’s. Als ik om het gebouw heen loop zie ik twee Russische soldaten, die op de grond bier liggen te drinken. Ik besluit terug te gaan naar mijn auto, maar het is al te laat. Twee schildwachten houden mij aan en nemen mij mee naar een kazerne. De hele dag word ik vastgehouden omdat ik moet wachten op een functionaris van de FSB (voormalige KGB) die uit de hoofdstad moet komen.
Laat in de middag verschijnt de dikke FSB officier met thee en koekjes. Hij onderwerpt me aan een lang en uitgebreid verhoor. Ik vertel hem over mijn fotoserie, over de landschappen van de Koude Oorlog. Hij accepteert mijn uitleg en maakt een verslag van het verhoor. De laatste zin luidt: ”De heer Roemers heeft zich gedurende de gehele dag keurig en beleefd gedragen.” Ik moet tekenen en kan gaan. Mijn films ben ik kwijt.

Voorjaar 2009.
Ik heb de laatste foto van dit project gemaakt in Moskou. De vraag die ik mijzelf stelde bij deze serie was: ‘Wat zijn de gevolgen van deze nooit gevoerde oorlog voor het landschap?’ Elf jaar lang heb ik, tussen al mijn andere werk door, gezocht naar deze plekken. Aanvankelijk heb ik mij gericht op de Sovjeterfenis in de oude DDR, maar gaandeweg werd het project steeds groter. Hoewel de Koude Oorlog meer continenten betrof, heb ik mij beperkt tot Oost- en West-Europa. Ik heb mij verbaasd over de enorme aantallen schuilkelders, bunkers, vliegvelden, schiet- terreinen, kazernes, raketbasissen, grensafscheidingen en radarposten. Aan beide kanten van het IJzeren Gordijn zien ze er identiek uit: dezelfde verdedigingswerken gebouwd vanuit dezelfde angsten.

Herfst 2019.
Ik rijd van Berlijn terug naar huis en maak een tussenstop op de Russische legerbegraafplaats bij Potsdam. Hier heb ik eind jaren negentig foto’s gemaakt voor het Koude Oorlog project. Mannen en vrouwen in uniform kijken mij aan als ik langs de graven wandel. Veel meer grafstenen dan ik mij herinner, zijn voorzien van foto’s. De verbleekte en verroeste portretjes worden geflankeerd door ingegraveerde Sovjet tanks of vliegtuigen. Dan zie ik een bekend graf. Het is van Anastasia Tarakanova (1909-1948). Van de hamer en sikkel en de rode bladerkrans rondom haar foto zijn alleen nog de contouren in de steen zichtbaar. Op haar ingekleurde emaille portret draagt ze een witte blouse en oorbellen; ze heeft nog altijd kleur op de wangen. Anastasia Tarakanova is nog net zo mooi als toen ik haar twintig jaar geleden fotografeerde.